Naar inhoud springen

Niflhel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Asmodeus999 (overleg | bijdragen) op 13 jan 2006 om 15:22.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Niflheim, of Nevelrijk, is de plaats waar Hel regeert. In het diepste punt, Niflhel, staat de burcht van Hel, dat tevens de naam Niflhel draagt. De ingang naar de burcht is een hol, Rotshol ofwel Gnipahellir, en wordt bewaakt door Janker, ofwel Garm, een hond. Nidhogg zuigt hier ontzielde lichamen weg, in de buurt van Yggdrasils wortel, en er bevindt zich een bron, de eerdergenoemde Ruisende Ketel ofwel Hvergelmir, en nog steeds stromen de Elivágar uit deze bron.

Naglfar, of Nagelschip, ligt aan het Lijkenstrand, ofwel Náströnd. Het is een schip dat gemaakt is van de nagels der doden, die door liefdeloosheid na de dood niet meer zijn geknipt. Op de dag van de ragna rök meert dit schip aan op de kust van Midgard, en trekken de doden ten strijde tegen de goden. Om deze reden moet men de nagels der doden knippen, want Naglfar is reeds groot genoeg.

Deze doden zijn de zielen van hen die, bijvoorbeeld van ouderdom of ziekte, in bed gestorven zijn. Blij zijn zij niet met hun lot, zij wonen in Niflhel (de burcht) waar zij Hel moesten dienen als slaven. De grimmigheid van Hels rijk vormt een puur contrast met het Valhalla. Overigens, niet voor allen was de burcht van Hel een zware straf. Het was een tussenstadium voor hen die normaal geleefd hadden, de uitzonderlijke goeden en kwaden gingen naar het Valhalla of ondergingen een euwige marteling in de kerkers van de burcht van Hel.

Nog meer slangen leefden aan de wortel van Yggdrasil, naast Nidhogg. Nidhogg zou, samen met Yggdrasil, de ragna rök overleven, evenals waarschijnlijk de andere slangen:

Naar een vertaling van Marcel Otten:
Meerdere slangen liggen onder Yggdrasil, de Es;
meer dan een jan doedel zich indenken kan:
In de Aarde en In ’t Veen – zonen van de Graafwolf
Grauwrug en Graver,
de Lus en Inslaper zullen volgens mij eeuwig
de twijgen van de boom verteren.