Naar inhoud springen

Coprosma

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Coprosma
Coprosma montana
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Lamiiden
Orde:Gentianales
Familie:Rubiaceae (Sterbladigenfamilie)
Geslacht
Coprosma
J.R.Forst. & G.Forst.
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Coprosma op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Coprosma is een geslacht uit de sterbladigenfamilie (Rubiaceae). De soorten komen voor in Nieuw-Zeeland, Hawaï, Borneo, Java, Nieuw-Guinea, Australië, talloze eilanden op de Stille Oceaan en de Juan Fernández-archipel. De naam Coprosma betekent "ruikt naar mest" en verwijst naar de geur (methaanthiol) van de gekneusde bladeren van enkele soorten.

Veel soorten zijn struikjes met kleine, groenblijvende bladeren. Een paar zijn kleine bomen en hebben veel grotere bladeren. De bloemen hebben onbeduidende bloemblaadjes, lange meeldraden en stampers, en worden door de wind bestoven. Natuurlijke hybriden komen tamelijk vaak voor. De vrucht is een niet-giftige sappige bes, meestal fel oranje (maar kan donkerrood of zelfs lichtblauw zijn), met twee kleine zaden. De oranje vruchten van de grotere soorten werden door kinderen van Maori gegeten. Ze zijn ook populair bij vogels. Er wordt gezegd dat er koffie van de zaden gemaakt kan worden, Coprosma is verwant aan de koffieplant. Een opvallend kenmerk (ook gevonden in andere geslachten van de Rubiaceae) is dat de bladeren holten in de oksels van de nerven hebben. In deze holten en op de steunblaadjes groeien stikstofbindende bacteriën. Daarnaast bieden deze holten of domatia onderdak aan bepaalde soorten mijten. Ze voeden zich met parasitaire schimmels die het blad aantasten. Hierdoor wordt de aantasting ingeperkt.[1]

De Maori's in Nieuw-Zeeland gebruikten een aantal soorten als kleurstofleverancier en voor medicinaal gebruik. De vruchten van Coprosma acerosa, C.grandiflora, C.lucida, C.repens en C.robusta zouden eetbaar zijn. Het blad van Coprosma lucida en C.robusta werd als thee gebruikt. En verder werd de bes van Coprosma repens als vervanging van koffie gebruikt. Bovendien werden de bladeren van C. grandifolia om hīnau cakes gewikkeld.[2]