staork

Nedersaksisch

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	staork	staorken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

staork

1. (ooievaarachtigen) ooievaar, stork; een grote witte vogel met zwarte vleugelranden en rode poten

Schrijfwijzen

stoark stöark Stoork stoork

Stoorke Stork stork Störk

störk störken Stuork Sturk

sturk Stürk sturke stwark

Synoniemen

Aadboor Aadebar aaiber aaiberd Äbäär Addebaar Adebeer Adeboor Aebär aiber aiberd Ajewaar

Ebeer Eebeer eiber eibert eilaever eilever eileuver euver Haadbaa heileuver kikkervretter klapstork

klepperdeark klepperman Knappendreger langbien langbiender langbiener luibert Obär Ohrbeer Ojewaar Oodbeer Oodboor

ooievaar ooievaer ooievaor ooievoar Ooijevaar uiber uibert uipert uiver uver wildgoas

Hyperoniemen

• voegel / vogel / voggel

Meer informatie

• Stork
• Stork

Twents

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	staork	staorken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

staork

1. (ooievaarachtigen) ooievaar, stork; een grote witte vogel met zwarte vleugelranden en rode poten

Schrijfwijzen

• stoark
• stöark
• stork
• stwark

Synoniemen

kikkervretter klepperdeark klepperman

ooievaar ooievoar uiver

Hyperoniemen

• voegel / vogel / voggel

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.