Naar inhoud springen

lørdag

Uit WikiWoordenboek
  • lør·dag
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord laugardagr (dag om te baden en wassen)
Naar frequentie 1714
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lørdag     lørdagen     lørdage     lørdagene  
genitief   lørdags     lørdagens     lørdages     lørdagenes  

lørdag, g

  1. (tijdrekening) zaterdag
    «En 26-årig mand er død, efter at han lørdag blev ramt af et S-tog.»
    Een 26-jarige man is overleden nadat hij zaterdag werd aangereden door een sprinter.
  • lørdag aften
zaterdagavond


Dagen in het Deens
mandag
maandag
tirsdag
dinsdag
onsdag
woensdag
torsdag
donderdag
fredag
vrijdag
lørdag
zaterdag
søndag
zondag



  • lør·dag
  • Afkomstig van de Oudnoorse zelfstandige naamwoorden laugardagr (dag om te baden en wassen) en þváttdagr (dag om uit religieuze reden te baden of zich te wassen)
Naar frequentie 1822
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lørdag     lørdagen     lørdager     lørdagene  
genitief   lørdags     lørdagens     lørdagers     lørdagenes  

lørdag, m

  1. (tijdrekening) zaterdag
    «Altaposten er en dagsavis på Elvebakken, grunnlagt 1969, utkommer mandag–lørdag
    Altaposten is een dagelijkse krant in Elvebakken (Noorwegen), gesticht in 1969, die maandag tot en met zaterdag verschijnt.
  • lørdag aften
zaterdagavond
  • lørdag morgen
zaterdagochtend


Dagen in het Noors
mandag
maandag
tirsdag
dinsdag
onsdag
woensdag
torsdag
donderdag
fredag
vrijdag
lørdag
zaterdag
søndag
zondag