leefkuil
- leef·kuil
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leefkuil | leefkuilen |
verkleinwoord |
de leefkuil m
- verlaagd gedeelte in een woonkamer waar men kan zitten
- „Als”, zo schreef hij ooit, „de architectuur van nagenoeg alle architecten er uitziet als een door Albert Speer voor Boris Karloff ontworpen leefkuil - wordt het dan niet tijd dat de architecten eendrachtig hun theorieën met de vuilnisman meegeven en ál de argumenten en standpunten van hun discussie vergeten om van voren af aan te beginnen en weer op hun onbevangenheid te vertrouwen? Het kind in de architect, waar is het gebleven?” [2]
- Zijn de interieurs van de voornamelijk Duitse concurrentie ruimhartig voorzien van glas, en roepen ze dientengevolge de sfeer op van een moderne doorzonwoning, de BMW 1 zet in met dé trend van de zeventiger jaren, de leefkuil. [3]
- Het woord leefkuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leefkuil" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ leefkuil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia Marthy Rothe 15-09-12 Architecten-pester Komrij leeft voort als gebouw
- ↑ NRC 3 september 2004 Wolf in schaapskleren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be