gezwollen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gezwollen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·zwol·len

Woordherkomst en -opbouw

• vervoeging van zwellen: de stam met omvoegsel ge- -en en een klinkerwisseling e-o (IPAː /ɛ/ - /ɔ/)

Werkwoord

vervoeging van:	zwellen…
geen verbogen vorm

gezwollen

1. voltooid deelwoord van zwellen

	stellend
onverbogen	gezwollen
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

gezwollen

1. van een rivier dat er zoveel water doorheen stroomt dat ze haast buiten haar oevers treedt

   ▸ Op die vroege voorjaarsdag slokte de gezwollen rivier de oevers bijna helemaal op, en kale takken krabden aan de laaghangende wolken.

Gangbaarheid

• Het woord gezwollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezwollen" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.