Naar inhoud springen

inbreker

Uit WikiWoordenboek
  • in·bre·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord inbreker inbrekers
verkleinwoord inbrekertje inbrekertjes

de inbrekerm

  1. iemand die inbreekt
    • Ik heb laatst een "Inbrekers niet gewenst"-sticker op mijn deur geplakt. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord inbreker inbrekers
verkleinwoord inbrekertjie inbrekertjies

inbreker

  1. inbreker