Naar inhoud springen

os

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: OsOS
  • os
  • In de betekenis van ‘gecastreerde stier’ voor het eerst aangetroffen in 701 [1]
  • Oudnederlands: osso
enkelvoud meervoud
naamwoord os ossen
verkleinwoord osje osjes

de osm

  1. (landbouw) gecastreerde stier
  2. (anatomie) bot
    • In het menselijk lichaam hebben we zowel in de pols als in de enkel een os naviculare. 
  • De dorsende os zult gij niet muilbanden
iemand die voor je werkt moet je goed behandelen
  • Van de os op de ezel springen
steeds van onderwerp veranderen
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
os ossos

os m

  1. (anatomie) bot.


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  os     l'os     os     les os  

os m

  1. (anatomie) bot


  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon (ik)
k
mie wie os
2e persoon
(informeel)
doe die joe joe
2e persoon
(formeel)
joe joe joe joe
3e persoon
(mannelijk)
hai hom zai
zie
heur
3e persoon
(vrouwelijk)
zai
zie
heur
3e persoon
(onzijdig)
t t

os

  1. ons


os o

  1. bot, been
  2. (meervoud) gebeente
  3. mond


os

  1. ons


  • aste

[A]: os

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ase


  • os

os m

  1. het meervoud van o.


  1. jullie
  1. je


  • os

os

  1. genitief meervoud van osa