obstakel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  obstakel    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ob·sta·kel

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hinderpaal’ voor het eerst aangetroffen in 1512

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	obstakel	obstakels
verkleinwoord	obstakeltje	obstakeltjes

Zelfstandig naamwoord

het obstakel o

1. iets dat de voortgang van iets anders belemmert

   • Doelbewuste obstakels of hindernissen kunnen bijvoorbeeld zijn een muur, hek, heg, sloot of paal. 
   • School, stelde hij, is het grootste obstakel om te leren  

   ▸ Het was alsof ik bij een onverwacht obstakel minder snel ging lopen of ik stopte zelfs helemaal totdat er iemand anders op het pad langskwam.

   ▸ Je zult vast obstakels tegenkomen of het eng vinden om daadwerkelijk alleen op reis te gaan, maar dit is met tijd en planning te voorkomen.

Synoniemen

• hindernis, hinderpaal, belemmering

Vertalingen

    1.   

Duits: Hindernis  (de) o Engels: obstacle (en) Frans: obstacle (fr) m

Papiaments: Bonaire, Curaçao: opstákulo Aruba: obstaculo Spaans: obstáculo (es) m

Gangbaarheid

• Het woord obstakel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "obstakel" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.