maak uit

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  maak uit    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• maak uit

Woordherkomst en -opbouw

• uit maak (werkwoord) en uit, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

vervoeging van
uitmaken

maak uit

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmaken
   

   • Ik maak uit. 

2. gebiedende wijs van uitmaken
   

   • Maak uit! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmaken
   

   • Maak je uit? 

Gangbaarheid

• Het woord maak uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.