• al·bas·ten
  • Afgeleid van albast met het achtervoegsel -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen albasten

albasten

  1. van albast vervaardigd
    • Hij kocht haar een albasten kruikje. 
78 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be