Naar inhoud springen

Parlementaire enquête naar het regeringsbeleid in de Tweede Wereldoorlog: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Luijt (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 36: Regel 36:
* [[Jacob Algera]] ([[Anti-Revolutionaire Partij|ARP]]), tot september 1952
* [[Jacob Algera]] ([[Anti-Revolutionaire Partij|ARP]]), tot september 1952
* [[Jan Fokkema]] (ARP), sedert september 1952
* [[Jan Fokkema]] (ARP), sedert september 1952
* [[Christine Wttewaall van Stoetwegen]] ([[Christelijk-Historische Unie|CHU]])
* [[freule Christine Wttewaall van Stoetwegen]] ([[Christelijk-Historische Unie|CHU]])
* [[Henk Korthals]] ([[Volkspartij voor Vrijheid en Democratie|VVD]])
* [[Henk Korthals]] ([[Volkspartij voor Vrijheid en Democratie|VVD]])
* [[Benno Stokvis]] ([[Communisttische Partij van Nederland|CPN]]), tot juli 1952
* [[Benno Stokvis]] ([[Communisttische Partij van Nederland|CPN]]), tot juli 1952

Versie van 14 nov 2005 01:16

Tussen 1947 en 1956 werd een parlementaire enquête gehouden naar het functioneren van de regering voorafgaande aan en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nadat het Tweede Kamer-lid Marinus van der Goes van Naters het voorstel opperde een enquête te houden, werd op 6 november 1947 besloten de enquête te houden.

Aanleiding & gevolg

Directe aanleiding voor de enquête was het feit dat in mei 1940 het parlement buiten werking was gesteld en op de regering, welliswaar in ballingschap, geen controle uitgevoerd kon worden. De rol van de koningin stond echter niet ter discussie tijdens de verhoren en in de conclusies van de commissie. Hierdoor was vanaf het eerste begin van de enquête al duidelijk dat niet alle feiten op tafel zouden komen. Het was immers bekend dat Koningin Wilhelmina zelfstandig besluiten had genomen en ministers had ontslagen. Zaken waar in het normale staatsbestel geen rol van betekenis voor het staatshoofd is weggelegd.

Ondanks het feit dat niet alles boven tafel kwam, was de enquête van groot belang. Dit mede omdat getuigenissen werden opgetekend, die anders niet bekend geworden waren. Niet in de laatste plaats was de enquête het bewijs dat de parlementaire democratie in Nederland weer goed functioneerde. In de hele eerste helft van de 20e eeuw had nog geen parlementaire enquête plaatsgevonden. De macht van de Tweede Kamer werd hiermee opnieuw bekrachtigd.

In totaal werden acht deelrapporten gepubliceerd door de commissie. In principe draaide de enquëte om militair beleid, financieel beleid, economisch beleid, de democratie na de oorlog, ministers en kabinetten, hulp aan Nederlander, buitenlandse contacten, geheime dienst, verbindigingen met bezet gebied en de neutraliteit van Nederland in de aanloop naar de oorlog. In totaal werden 850 mensen gehoord.

Onderzoek

Het onderzoek van de commissie was verdeeld over drie subcommissies; Algemeen, Militair beleid en Financieel-Economisch beleid. De commissie had haar eigen staf en maakte gebruik van verschillende bronnen, waaronder gegevens van het RIOD, de krijgsmacht en het strafproces tegen oud-premier Dirk Jan de Geer. Bij de instelling van de commissie werd een duur van een jaar aangehouden voor de enquête, maar dit werd tijdens de werkzaamheden verlengd naar 1956.

In totaal werden 850 getuigen opgeroepen. Hieronder waren de ministers uit de oorlogskabinetten, vertegenwoordigers van het politieke en militaire verzet, leidinggevende militairen (zoals de generaals Reynders en Winkelman), oud-Tweede-Kamerleden, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (bijvoorbeeld van de koopvaardij), de secretarissen-generaal, provinciale en gemeentelijke bestuurders en de leiders van de Nederlandse Unie. Ook enkele Duitsers werden gehoord. Er werden zowel getuigen als deskundigen opgeroepen. Ook werd onderzoek in Nederlands-Indië gedaan.

Eindconclusies

De verschillende onderdelen van de enquête werden ieder afgesloten met conclusies. Over de conclusies was geen onderlinge verdeeldheid in de commissie. Alleen over de vraag of ex-krijgsgevangen deel hadden mogen nemen aan het verzet was een discussiepunt. Over de wijze waarop de regering zou moeten uitwijken werden enkele aanbevelingen gedaan.

Enquêtecommissie

Voorzitters

Leden

Meer informatie